Scheepsbouw

De Nederlandse handel liep vooral via zee. Rond 1600 werd in Hoorn een nieuwe type vrachtschip ontwikkeld, de Fluit. De Fluit kon veel vracht vervoeren door zijn bolle romp. In Amsterdam lagen de scheepswerven in het oosten van de stad, in het gebied waar nu het Scheepvaart Museum is.

Het duurde ongeveer negen maanden om een zeeschip te bouwen. Voor de romp moesten de planken worden gebogen. Dat gebeurde door het hout te verwarmen. Daarna werden de spleten tussen de balken geteerd. Het zal er dus geroken hebben naar versgezaagd hout, vuurtjes en teer.

Fluitschip, Wenzel Hollar, 1647.

De bemanning Een tocht naar Azië en weer terug duurde vaak een jaar en de reis was vol gevaar. Ondanks het gevaar had de VOC geen gebrek aan scheepslui. Veel mannen die iets op hun kerfstok hadden, hoopten hun straf te ontlopen door te gaan werken als matroos op een schip.