Geld

In de 17de eeuw sloeg ieder gewest zijn eigen munt. In de Republiek waren er dus veel meer muntsoorten in omloop dan tegenwoordig. De grootste munt was de gouden dukaat en die had een waarde van vijf gulden. Er waren ook zilveren munten:

Rijksdaalder (zilveren dukaat)            2,5 gulden (1,13 euro)

Daalder                                               1,5 gulden (0,68 euro)

Florijn                                                28 stuivers (0,64 euro)

Gulden                                               20 stuivers (0,45 euro)

Schelling                                            6 stuivers (0,14 euro)

Dubbele stuiver                                 2 stuivers (0,05 euro)

Stuiver (0,02 euro)

Koperen munten waren het oord (¼ stuiver oftewel 0,005 euro waard) en de duit (de helft van een oord).

Florijn, 1618, DNB.
Rijksdaalder, 1619, DNB.