In de 17de eeuw sloeg ieder gewest zijn eigen munt. In de Republiek waren er dus veel meer muntsoorten in omloop dan tegenwoordig. De grootste munt was de gouden dukaat en die had een waarde van vijf gulden. Er waren ook zilveren munten:
Rijksdaalder (zilveren dukaat) 2,5 gulden (1,13 euro)
Daalder 1,5 gulden (0,68 euro)
Florijn 28 stuivers (0,64 euro)
Gulden 20 stuivers (0,45 euro)
Schelling 6 stuivers (0,14 euro)
Dubbele stuiver 2 stuivers (0,05 euro)
Stuiver (0,02 euro)
Koperen munten waren het oord (¼ stuiver oftewel 0,005 euro waard) en de duit (de helft van een oord).

